|
Nachtegaal
Als een schreeuwende vlucht vogels in beroering, Al mijn herinneringen komen op me neer Val tussen het gele gebladerte Van mijn hart dat zijn gebogen stam van elzen bewondert In de violette tint van het water van Spijt, Welke melancholie nadert, Vallen, en dan het slechte gerucht Moge een vochtige opstijgende bries kalmeren, Gaat gradueel de boom in, zo goed Dat we na een moment niets meer horen, Niets meer dan de stem die de Afwezigheid viert, Niets dan de stem -oh zo loom!- Van de vogel die mijn eerste liefde was, En wie zingt nog zoals op de eerste dag; En in de droevige pracht van een maan Bleek en plechtig opkomend, a Melancholische en zware zomernacht, Vol stilte en duisternis, Rotsen op het azuur dat een zachte wind strijkt De rillende boom en de huilende vogel.
Paul Verlaine,
|