|
George RODENBACH (1855-1898)
De stukjes water, dromend in de zwijgzame parken
De stukken water, dromend in de zwijgzame parken, In de grote domme parken bezaaid met bowling greens, zuur worden; en niet langer hun verdriet hoeven te bedriegen Dan een kopie van de lucht voor de nachtelijke rouw;
Een galant feest in spiegelende wolken, In wolken gekleed in zwavel en roze satijn Die naar voren komen, vastgebonden met linten en versierd? Voor een menuet of een apotheose:
Zonsondergangwolken in zachte voren; Baggy opsmuk, manden op scherpe heupen, Alles spiegelt zich tussen de krappe wasbakken; En de dode eeuw leeft weer in het vermoeide hart,
In het vermoeide hart van het water dat plotseling kleur krijgt En gelooft weer mooie dames aan de randen te zien Het hart van het water van de waterpartijen herinnert zich, Hij die dacht: "Ah! Hoe ver weg de tijd van toen,
De mooie dagen van fijne gebloemde lijfjes! " Maar deze tijd begint opnieuw en het water ziet weer Maar voor een korte tijd, het oude en dierbare landschap, Geheugen dat willekeurig uit de wolken komt...
Omdat het gewoon zo is, het geheugen: Een kortstondige luchtspiegeling - jammer van de dingen Die in onze lege ziel lijken terug te komen; Zo, in de stukjes water, de lucht in roze jurken!
|