|
Bretagne
Voor vreugdevol bloed om de sombere geest te temmen, Het is noodzakelijk, allemaal geparfumeerd met het zout van de goëmons, Moge de Atlantische adem uw longen vullen; Arvor biedt u zijn kaap, bewaterd door de witte zee.
De gaspeldoorn staat in bloei en de heide is al roze. Het land van oude clans, dwergen en demonen, Vriend, houd je stil, op het graniet van de bergen, De roerloze man naast het onveranderlijke ding.
Gewoon. Overal zie je, door de heide van Arèz, Klim naar de sombere lucht, onbreekbare cipressen, De menhir waaronder de as van de Dappere ligt;
En de oceaan, rollend in een bed van gouden zeewier Is de wellustige en de grote Occismor, Zal je droevige hart in slaap wiegen tot zijn diepe fluistering.
José-Maria de Heredia, De trofeeën
|