|
Charles BAUDELAIRE (1821-1867)
uilen
Onder de zwarte taxus die hen beschut, Uilen staan in rijen, Als vreemde goden, Hun rode oog laten schieten. Ze mediteren.
Zonder te roeren blijven ze staan Tot het melancholische uur Waar, duwend tegen de schuine zon, De duisternis zal invallen.
Hun houding ten opzichte van de wijzen leert Dat het in deze wereld nodig is dat hij vreest Het tumult en de beweging,
De dronken man van een voorbijgaande schaduw Draag altijd de straf Van plaats willen veranderen.
|