|
Mijn Boheemse
Ik ging weg, mijn vuisten in mijn doorboorde zakken; Mijn overjas werd ook ideaal; Ik ging onder de hemel, Muse! en ik was je trouwe; Oh ! de ! de ! Van welke prachtige liefdes heb ik gedroomd!
Mijn enige slipje had een groot gat. - Tom Thumb-dromer, ik heb gepeld in mijn race Rijmt. Mijn herberg was in de Grande-Ourse. - Mijn sterren aan de hemel hadden een zachte frou-frou
En ik luisterde naar hen, zittend langs de weg, Die goede septemberavonden toen ik druppels voelde Dauw op mijn voorhoofd, als een sterke wijn;
Waar, rijmend in het midden van fantastische schaduwen, Als lieren trok ik aan de elastiekjes Van mijn gewonde schoenen, een voet dicht bij mijn hart!
Arthur Rimbaud, Notitieboekje van Douai (1870)
|