|
Een oude vrouw zit bij een raam, de blauwe gloed van de avond verlicht en streelt, de lichte zilveren zijde die de jaren voortbrengen, ze is moe, eenzaam, ze heeft spijt van haar luiheid. haar handen zijn gekruist op haar oude lege hart, lopen weg in haar herinneringen, altijd zo goed verborgen, maar nu hij haar lippen kan bereiken, laat ze het goud uit haar ogen vol koorts stromen, het nest is leeg, maar ze is er nog.Ze denkt aan die wilde en bruisende jeugd die haar leven tot een hectisch, lawaaierig, vrolijk ras heeft gemaakt, wiens ziel zo levendig is, haar hele wezen met een glimlach op de sterrenhemel verwijdt.Het licht is gedimd en de lichten variëren, maar waarom voelt het , iets zwaarder, deze pijnlijke stilte van de droge lente, noemt het niet meer, meegevoerd door de wind? De lamp is uit, de oase rust, de oude dame sterft als een rozengeur, zweeft in de lucht, versterkt door de jaren heen, deze zoete geur van liefde, uit het hart van een oude moeder.
|