Op blauwe zomeravonden ga ik naar de paden. Gepikt door de tarwe, het fijne gras betreden Dromer, ik zal de frisheid aan mijn voeten voelen Ik laat me door de wind slaan met mijn blote hoofd.
Ik zal niet spreken, ik zal aan niets denken Mijn oneindige liefde zal in mijn ziel opstijgen En ik zal ver gaan als een Boemian Van nature blij als met een vrouw.